Enno Wiertsema: Ruimte voor professionaliteit

Afgelopen zomer kondigde het kabinet een hele set aan maatregelen aan om de regeldruk die met name MKB-ondernemers ervaren terug te dringen. De maatregelen omvatten onder andere de toepassing van de MKB-toets, het instellen van het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) als permanent adviesorgaan van de overheid en een sectorgerichte aanpak.


Voor wat dat laatste betreft wordt gestart met zes sectoren: kappers, hotels met restaurant, metaalbedrijven, producenten van voedingsmiddelen, bouw- of onderhoudsbedrijven en kledingwinkels. Daarmee ontbreekt een dienstverlenende sector. Onze financiële adviessector mogen ze van mij dan ook liever vandaag dan morgen toevoegen. Want als er één sector is waar de toegenomen regeldruk echt een probleem aan het worden is, is het wel de onze. En dat vinden wij overigens niet alleen. Ook AFM-voorzitter Laura van Geest denkt “soms een toenemende zucht naar regels en controle te ontwaren", zo schreef ze in haar FD-column van dik twee weken geleden. In diezelfde column adviseerde ze het kabinet dan ook om goed te kijken naar de uitvoerbaarheid van regelgeving, proportionaliteit, weerstand te bieden aan symboolwetgeving en gold plating (nationale koppen op EU-regels) te vermijden. En dat lijken me buitengewoon verstandige tips.


Tegelijkertijd roept diezelfde AFM in de net vóór de FD-column gepubliceerde Marktindrukken 2022 ook kleinere ondernemingen op om DORA als raamwerk te gebruiken voor de (proportionele) inrichting van de ICT-beheersing. De afgelopen jaren hebben we in Europa – via Bipar – juist ons best gedaan om ervoor te zorgen dat de regels naar verhouding van de aard en omvang van de onderneming mogen worden toegepast; ondernemingen met minder dan 250 medewerkers vallen nu buiten de scope van DORA. Dus ik hoop vurig dat de AFM – de woorden van Van Geest indachtig – bij de invulling van de DORA niet verder gaat dan Europa en geen nationale koppen zet op de set aan regels die er nu ligt, wat indertijd wel is gebeurd bij de invoering van de IDD.


De toenemende zucht naar regels en controle zie ik ook als het gaat om het verstrekken van hypotheken. Het is goed dat er zoiets is als een verstrekkingsnorm die richting en duidelijkheid geeft. Anderzijds is het ook goed dat we met z’n allen hebben afgesproken dat maatwerk in bepaalde gevallen mogelijk moet zijn. Maar in het handhaven op de verstrekkingsnorm en het beperken van de mogelijkheden van maatwerk zijn we – onder het mom van consumentenbescherming – te ver doorgeschoten. Hierdoor is het voor bijvoorbeeld groepen jongeren op dit moment onmogelijk om een hypotheek te krijgen, die ze wel zouden kunnen betalen. Daarmee wordt het ze feitelijk ook onmogelijk gemaakt om vermogen op te bouwen en blijven ze voor altijd een achterstand houden. Want let wel: iedere maand huurder in plaats van eigenaar, maakt de achterstand groter. Puur en alleen omdat we de regels te strikt handhaven. Dat is niet goed; niet voor die jongeren en dus ook niet voor Nederland.


En ik snap wel, de regels dienen een doel. Ik sta ook pal voor het tegengaan van overkreditering. Maar met wat meer vertrouwen in elkaar en elkaars professionaliteit (ook iets waarover van Geest in haar column sprak), kunnen regels meer gebruikt worden om de richting te duiden, zodat we niet terecht komen in een afvinkcultuur waar het gemiddelde regeert. Daarvoor is vertrouwen nodig en lef en visie, om te handelen in de geest van de regels. Zodat we samen bereiken wat we werkelijk willen, namelijk niet minder mogelijkheden door meer regels, maar beter passende oplossingen door ruimte voor professionaliteit.

Geplaatst op 06-12-2022

< VorigeVolgende >


Share on: