Graaiende boekhouder fraudeert voor een 'kleine' 2 miljoen euro
Het voormalig hoofd administratie van een luxe scheepsbouwer heeft gedurende zijn functie grote privé-uitgaven gedaan en gefinancierd via de werkgever. Hij betaalde bijna 2 miljoen euro aan een aannemer. Deze rechtszaak heeft grote aandacht getrokken vanwege de betrokkenheid en de aanzienlijke bedragen die op het spel staan.
De privé uitgaven werden gefinancierd via de werkgever, waaronder de verbouwing van zijn eigen woning en die van zijn dochter en schoonzoon. In de periode van 2017 tot en met 2022 betaalde hij bijna 2 miljoen euro aan een aannemer, door deze kosten onterecht als bedrijfskosten van lopende projecten te boeken, ondanks het feit dat de aannemer geen diensten aan de scheepswerf verleende.
De fraude kwam na een half jaar aan het licht door de opvolger van de boekhouder, nadat laatstgenoemde na een dienstverband van bijna veertig jaar was vertrokken om van een 'welverdiend' pensioen te gaan genieten.
Schuldbekentenis
De facturen werden op verzoek van het hoofd administratie op naam van de werkgever gezet, onder het voorwendsel dat het bedrijf zou betalen ter compensatie voor de overname van zijn aandelen, kort voordat hij met pensioen ging. In een notariële schuldbekentenis heeft hij erkend zijn positie te hebben misbruikt en een bedrag van € 1.888.208,73 aan de aannemer te hebben betaald. “Ik boekte de facturen meestal zo laat mogelijk in om te voorkomen dat iemand het zou opmerken,” gaf het voormalig hoofd administratie toe. Hij verzamelde facturen voor een project en voegde deze samen met de betalingen van de aannemer in één batch.
De scheepswerf heeft inmiddels een bedrag van € 1.292.408,09 ontvangen door de verkoop van de woning en goederen van het hoofd administratie en heeft de aannemer aangesproken voor terugbetaling van € 1.888.208,73. De scheepsbouwer stelt dat deze betalingen onterecht zijn gedaan, aangezien er geen contractuele basis met de aannemer was.
Volmachtverlening
De aannemer voerde aan dat hij gerechtvaardigd had kunnen vertrouwen op een schijn van volmachtverlening, op basis van mondelinge mededelingen van familieleden van het hoofd administratie, de duur van de betalingen, en de omvang van het bedrijf. Hij beweerde dat de scheepsbouwer verantwoordelijk was voor het wekken van deze schijn.
Onderzoeksplicht
De rechtbank verwierp echter deze argumenten. Het bleek dat de aannemer onvoldoende onderzoek had gedaan naar de bevoegdheid van het hoofd administratie, vooral gezien de privé-natuur van de facturen. Contact opnemen met de scheepsbouwer of het raadplegen van het handelsregister had eenvoudig kunnen aantonen dat de betalingen niet gerechtvaardigd waren. De rechtbank concludeerde dat de aard van de betalingen en de betrokkenheid van familieleden als signalen van wantrouwen hadden moeten functioneren.
Geen Derdenbescherming
De rechtbank oordeelde verder dat de betalingen niet als nakoming door een derde in de zin van het Burgerlijk Wetboek konden worden beschouwd. Het was onwaarschijnlijk dat de scheepsbouwer opzettelijk de schuld van het hoofd administratie had voldaan. Ook het beroep van de aannemer op derdenbescherming werd verworpen, omdat zijn nalatigheid bij het verifiëren van de bevoegdheid van het hoofd administratie geen legitiem vertrouwen rechtvaardigde.
Deze uitspraak betekent dat de scheepsbouwer recht heeft op een terugbetaling van de onterecht betaalde bedragen, ter waarde van € 595.800,64 (€ 1.888.208,73 – € 1.292.408,09). Het verweer van de aannemer, dat het handelen van het hoofd administratie voor risico van de scheepsbouwer dient te komen, werd niet geaccepteerd. De rechtbank heeft benadrukt dat de onderzoeksplicht van de aannemer zwaarder weegt dan de tekortkomingen in de interne controles van de scheepswerf.
< VorigeVolgende >
Share on: