Tussentijds opzeggen als de verzekerde opzettelijk informatie verzwijgt?
Kennedy van der Laan gaat in op een casus waarbij een verzekeringnemer zijn zeilschip tegen diefstal heeft verzekerd en er vervolgens een conflict ontstaat tussen verzekeringsnemer en de jachtwerf. De jachtwerf oefent zijn retentierecht uit en haalt de mast van het zeilschip. De verzekeringnemer doet aangifte van diefstal en een melding onder zijn verzekering.
Op het schadeformulier verzwijgt de verzekeringnemer een aantal relevante (en hem bekende) omstandigheden. De verzekeraar stelt na onderzoek vast dat de verzekeringnemer bewust informatie heeft achtergehouden.
Daarmee heeft de verzekeringnemer in strijd gehandeld met de verzekeringsvoorwaarden. De verzekeraar heeft in de verzekeringsvoorwaarden de bevoegdheid bedongen dat zij de verzekering tussentijds mag opzeggen bij iedere overtreding van de bepalingen en zegt de verzekeringsovereenkomst met onmiddellijke ingang op.
Het hof overweegt dat een verzekeraar een verzekeringsovereenkomst in beginsel niet tussentijds kan opzeggen. Op grond van art. 7:940 lid 3 BW kan een verzekeraar die bevoegdheid wel bedingen in de verzekeringsvoorwaarden. In dat artikel worden een aantal voorwaarden gesteld waaraan zulke bedingen moeten voldoen.
Zo moet het beding de gronden voor een tussentijdse opzegging vermelden en geldt er een opzegtermijn van twee maanden (tenzij de verzekerde heeft gehandeld met het opzet om te misleiden). Ook moet aan de verzekeringnemer een gelijke bevoegdheid tot opzegging zijn toegekend.
Het hof concludeert dat de bepaling waar de verzekeraar zich in deze kwestie op beroept, niet aan deze voorwaarden voldoet. Allereerst niet omdat de verzekeraar de bevoegdheid om de overeenkomst met onmiddellijke ingang op te zeggen niet heeft beperkt tot situaties van handelen met opzet tot misleiding. Daarnaast niet omdat aan de verzekeringnemer geen gelijke bevoegdheid tot opzeggen met onmiddellijke ingang is toegekend.
Het beding wijkt daardoor af van art. 7:940 lid 3 BW. Omdat van die bepaling niet ten nadele van de verzekeringnemer of verzekerde kan worden afgeweken, komt het hof tot het oordeel dat het beroep op vernietigbaarheid van dat beding slaagt.
Daarmee laat deze uitspraak zien dat verzekeraars zich goed bewust moeten zijn de gronden voor tussentijdse opzegging helder in de verzekeringsvoorwaarden te vermelden. En daarbij de dwingendrechtelijke bepalingen in het verzekeringsrecht in acht dienen te nemen (titel 7.17 BW). Contractueel afwijken van dwingend verzekeringsrecht kan de verzekeraar duur komen te staan, omdat het bewuste beding daardoor mogelijk vernietigbaar is en de verzekeraar zich niet (langer) op dat beding kan beroepen.
Klik HIER voor de uitspraak
< VorigeVolgende >
Share on: