Opmerkelijke gang van zaken rond toevoeging verzekerde aan polis

In de nacht van 17 op 18 maart 2023 een opslagtank van een in Spanje gevestigde kwekerij is bezweken. De tank was geleverd door bedrijf X en gebouwd door bedrijf Y. Enkele dagen na het incident, heeft diezelfde tussenpersoon van bedrijf Y de verzekeringsmaatschappij verzocht om bedrijf X als verzekerde aan de verzekeringen van Y toe te voegen. Kennedy Van der Laan gaat in op deze casus.

Foto: ter illustratie

De tussenpersoon van bedrijf Y heeft het incident direct gemeld bij de verzekeraar van Y. Op 21 maart 2023, enkele dagen na het incident, heeft diezelfde tussenpersoon van bedrijf Y de verzekeringsmaatschappij verzocht om bedrijf X als verzekerde aan de verzekeringen van Y toe te voegen. Daarbij heeft de tussenpersoon aangestuurd op een vervroegde ingangsdatum van de toevoeging op de polissen, zonder van de betrokkenheid van X bij het incident in Spanje melding te maken. Ook heeft bedrijf Y op 22 maart 2023 een no-claimverklaring per 17 maart 2023 opgesteld voor bedrijf X. 

De verzekeraar heeft richting beide bedrijven dekking geweigerd voor het incident. Eén van de vragen die in rechte voorligt is of de verzekeraar zich richting bedrijf Y kan beroepen op verwijzing (art. 7:928 BW) en, in het verlengde daarvan, op opzet tot misleiding (art. 7:930 lid 5 BW). De voorzieningenrechter oordeelt dat dit niet het geval is, ondanks dat er serieuze vraagtekens kunnen worden gezet bij de gang van zaken vlak na het incident. 

Volgens de rechter kan het verval van aanspraken ex art. 7:930 lid 5 BW namelijk uitsluitend betrekking hebben op aanspraken op grond van de – volgens verzekeraar – nieuw tot stand gekomen verzekeringen, die hier door de toevoeging van bedrijf X op de polis zouden zijn ontstaan. Dit kan niet afdoen aan aanspraken die daarvoor al waren ontstaan uit hoofde van een toen geldende verzekering. Dit laatste doet zich hier voor, aangezien Y op het moment van het incident zowel onder de CAR als de AVB dekking had. De (vermeende) nieuwe verzekering is pas daarna tot stand gekomen. 

Ook voor een analogische toepassing van de artikelen 7:928 BW en 7:930 BW ziet de rechter geen grond. In dit geval is aan de aanspraken van bedrijf Y door de toevoeging van bedrijf X op de polis niets veranderd; de dekking voor bedrijf Y was er al en bedrijf X kon in dit geval geen aanspraken aan de verzekeringen ontlenen wegens het ontbreken van de vereiste onzekerheid (art. 7:925 BW). Dat een en ander ook anders kan liggen bij een wijziging van de polis blijkt bijvoorbeeld uit Hof Amsterdam ECLI:NL:GHAMS:2010:5132 en ECLI:NL:GHAMS:2011:4756. 

De vraag of de verzwijgingsregeling (art. 7:928 – 7:930 BW) onder omstandigheden ook een rol kan spelen tijdens de looptijd van de verzekering levert in de praktijk vaker lastige discussies op. Hoewel we de redenering van de voorzieningenrechter kunnen volgen, denken wij dat de uitkomst wellicht ook anders had kunnen zijn. Zeker gelet op de opmerkelijke gang van zaken rond de vervroeging van de ingangsdatum. Het blijft wat onduidelijk hoe rechters tegen deze materie aankijken.

Klik hier voor de uitspraak.

Geplaatst op 08-09-2023

< VorigeVolgende >


Share on: