Een onjuist gebleken (fraude)onderzoek na brand

Na een brand in een bedrijfsruimte van een IT-bedrijf doet de brandverzekeraar (fraude)onderzoek naar de toedracht van de brand. Aan hand van het onderzoek concludeert de brandverzekeraar dat sprake is geweest van brandstichting, waarbij de bestuurders van het bedrijf betrokken waren. In een procedure bij de rechtbank wordt echter geoordeeld dat dit niet is komen vast te staan en dat de verzekeraar gehouden is dekking te verlenen.

In hoger beroep is voornoemd oordeel niet meer in geschil, maar stelt het IT-bedrijf zich op het standpunt dat de brandverzekeraar onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld. Zo zou het uitgevoerde fraude-onderzoek onvolledig en onjuist zijn. De onderzoekers zouden een tunnelvisie hebben gehad en feiten zodanig hebben verdraaid of uitgelegd dat de bestuurders verdacht leken. Het IT-bedrijf meent dat de brandverzekeraar op verschillende grondslagen onrechtmatig heeft gehandeld, namelijk: onzorgvuldig onderzoek, tegen beter weten in moedwillig het belang van het IT-bedrijf uit het oog verliezen, handelen in strijd met de waarheidsplicht ex art 21 Rv, valsheid in geschrift, meineed, smaad en laster en het voortdurend schenden van de geldende Gedragscodes van het Verbond van Verzekeraars.

Geen van deze grondslagen slaagt. Het oordeel van het Hof komt erop neer dat niet alleen moet worden aanvaard dat in een grootschalig en complex onderzoek als het onderhavige fouten kunnen worden gemaakt, maar ook dat in een dergelijk onderzoek bevindingen (onderzoeksresultaten) worden geselecteerd en geïnterpreteerd, dat aan die bevindingen conclusies worden verbonden en dat daarbij een zekere mate van subjectiviteit niet valt uit te sluiten. Hieraan kan een verzekerde tegenwicht bieden door op het onderzoek(srapport) te reageren, zelf onderzoek te (laten) verrichten en een onderbouwde eigen visie te presenteren, zoals het IT-bedrijf dat ook heeft gedaan. Dat het IT-bedrijf de brandverzekeraar heeft gewezen op verschillende onjuistheden, maar dat de brandverzekeraar volhardde, maakt dit volgens het Hof niet anders. Het gaat erom of de onderzoekers deze fouten (wel)bewust, moedwillig of tegen beter weten in hebben gemaakt.

Dit oordeel illustreert dat, ook als de toedracht onderzoekers op verschillende punten steken hebben laten vallen, zoals hier het geval was, dit niet direct een onrechtmatige daad oplevert. Daarvoor is nodig dat zij het opzet hadden om de verzekerde benadelen of haar gerechtvaardigde belangen te veronachtzamen. Daar was hier geen sprake van.

In dit arrest komt verder de vraag aan de orde of de assurantietussenpersoon van het IT-bedrijf een paar dagen voor de brand voorlopige dekking heeft toegezegd voor bedrijfsschade. In het bevestigende geval dient de brandverzekeraar (ook) de bedrijfsschade uit te keren.

Het Hof beantwoordt deze vraag aan de hand van de getuigenverklaring van de assurantietussenpersoon in samenhang met de overige feiten en komt tot het (feitelijke) oordeel dat het IT-bedrijf onvoldoende heeft gesteld dat de assurantietussenpersoon voorlopige dekking heeft verleend voor bedrijfsschade.

Lees het arrest hier: Een onjuist gebleken (fraude)onderzoek na brand

Bron: Kennedy Van der Laan
Geplaatst op 11-10-2023

< VorigeVolgende >


Share on: